Wie is het langst?
Doelgroep
Groep 1 en 2
Lesdoel
De kinderen leren de lengte van mensen (en hun eigen lengte) te vergelijken. Ze kunnen aanwijzen wie de ‘langste’ en wie de ‘kleinste’ is.
Kerndoel 33
De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en temperatuur.
Materiaal
Stok/lat
Duur
Ongeveer 20-30 minuten
De les
- Ga met de klas in een kring zitten. Laat de stok zien en hou hem horizontaal in de lucht. Is er iemand die er onder door kan lopen zonder zijn knieën of rug te buigen?
- Deze leerling mag blijven staan. Een andere leerling mag naast hem komen staan. Wie is groter (het langst)?
- Hoe kun je eigenlijk het beste meten wie groter of kleiner is? (Ga met je rug tegen elkaar staan, meet met je hand, laat de kinderen dit zelf uitvinden.)
- Dan mag er nog een leerling naast de twee kinderen in de kring komen staan. Hij of zij moet kleiner zijn dan de andere twee.
- De drie leerlingen moeten op een rijtje gaan staan, van groot naar klein. De klas mag helpen. Wie is er kleiner dan de kleinste? En groter dan de grootste? Er staan nu vijf leerlingen in de kring.
- Nu mogen leerlingen bij degene gaan staan die even groot is. Laat eerst een enkele leerling het voordoen.
Ter inspiratie:
Meten is weten
De kinderen maken een deur in het huisje van Flip de beer. Hoe groot moet de deur zijn?
Rekenen met Moffel en Pietje
Wie past door de deur?
De reus
Stel je voor dat jij een reus was.